Groot probleem in de jeugdhulp zijn de lange wachttijden. Maar dankzij de inzet van ‘praktijkondersteuners-jeugd’ bij huisartsen belanden steeds minder kinderen op de wachtlijst. Overal in het Noorden zijn ze inmiddels actief.
Titia Neef, praktijkondersteuner-jeugd bij huisartsenpraktijk Noorderbreedte in Nieuw-Buinen, kreeg onlangs een somber meisje op haar spreekuur. Na een uitgebreid gesprek over school, vrienden en hoe het thuis gaat, vertelt het meisje over een ruzie thuis. Die was in haar hoofd een heel eigen leven gaan leiden en drukte zwaar op haar gemoed. Na drie gesprekken met Neef voelt ze zich al een stuk beter. Was zij naar de huisarts gegaan, dan was het meisje waarschijnlijk doorverwezen naar de specialistische hulp.
Waar een huisarts 10 minuten de tijd heeft voor een gesprek, biedt een POH (praktijkondersteuner huisarts) 20 minuten of 3 kwartier en kun je vaker terugkomen. Een ‘POH Jeugd’ weet ook vaak beter naar welke instanties kinderen en jongeren kunnen worden doorverwezen als de gesprekken niet genoeg helpen.
Niet voor niets is huisarts Marinka van Dijk van Noorderbreedte blij met haar praktijkondersteuner. „Ik ben veel minder tijd kwijt aan het uitzoeken van doorverwijzingen en kinderen en jongeren krijgen nu snel de juiste hulp. En als ze op een wachtlijst terechtkomen, dan is dat in ieder geval de goede wachtlijst”, concludeert ze.
Die wachtlijsten in de jeugdzorg zijn al langer een probleem. Volgens een onderzoek van stichting Het Vergeten Kind uit 2021 wachten kinderen gemiddeld ruim 10 maanden op hulp. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) concludeerde in datzelfde jaar dat het aantal kinderen en jongeren dat psychische hulp nodig heeft groeit en dat hun problemen ernstiger worden. Zorginstellingen hebben onvoldoende geld en personeel om aan alle hulpvragen te voldoen.
Alleen lichtste en zwaarste zorg
Van Dijk was in 2018 de eerste huisarts in Borger-Odoorn die een POH Jeugd aanstelde in haar praktijk in Nieuw-Buinen. Huisartsen hebben zelf slecht in beeld welke instanties er zijn en wat hun aanbod is, vertelt ze.
Zij bemerkt een ‘gat’ tussen de specialistische ggz, het zorg- en welzijnsaanbod van de gemeente en het aanbod van de huisarts zelf. Kinderen en jongeren die kortdurend hulp nodig hebben, passen eigenlijk nergens. „Wij zijn opgeleid met het systeem van doorverwijzen naar de ggz. Maar het blijkt dat er lichtere zorgvarianten zijn waarvan we geen weet hebben.”
Die andere mogelijkheden kent Titia Neef wel. Zij is in de gemeente Borger-Odoorn een van de vier praktijkondersteuners die zich toespitsen op de jeugd. „Trainingen van een welzijnsorganisatie moet je ook maar net weten”, zegt ze.
Een speciale opleiding voor POH Jeugd is er (nog) niet: Neef studeerde maatschappelijk werk en pedagogiek en schoolt zich nu regelmatig bij. „In het begin was het heel erg wennen. Er waren ook weken dat ik wel in de praktijk zat, maar geen patiënten had”, vertelt ze. „Maar inmiddels loopt het goed.”
Verschillen tussen gemeenten
Met de groei van het aantal jeugdpraktijkondersteuners is het van toenemend belang om te weten wat de beste invulling is van deze nieuwe functie. Jeugdhulporganisaties Accare, Molendrift en Karakter en het Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie sloegen de handen ineen en verrichtten onderzoek tussen 2017 en 2019 bij meer dan 250 huisartsenpraktijken en onder ruim 2500 patiënten in Friesland, Groningen en Gelderland.
Volgens de uitkomsten kan jeugdhulp bij de huisarts gemiddeld 41 procent van de jongeren zelf voldoende helpen, zodat het niet tot een verwijzing komt. Uit aanvullende onderzoeksgegevens van meer dan 400 huisartsenpraktijken en meer dan 8000 patiënten blijkt dat in 60 tot 70 procent van de gevallen een gemiddelde van vier gesprekken voldoende is.
Maarten Wetterauw, bestuurder bij het Groningse jeugdzorgorgaan Molendrift, merkt wel verschillen per gemeente. „Sommige gemeenten hebben de functie ingevuld als ‘iemand die de sociale kaart goed kent, die wat langer de tijd heeft dan een huisarts en dan doorverwijst’. Dan heb je misschien een betere verwijzing, maar nog steeds geen directe oplossing”, vindt hij. „Of de jeugd wordt bij de reguliere POH-ggz voor volwassenen ondergebracht, een totaal ander kennisgebied.”
Wetterauw ziet graag dat de functie-eisen worden aangepast naar de inmiddels opgedane kennis: „Koplopers in effectiviteit blijken ook de koplopers in kostenbesparing. Dat zijn gedragswetenschappers, psychologen of orthopedagogen, met een aantal jaren werkervaring in de specialistische jeugdhulp.”
„Ervaren hoogopgeleide mensen kunnen snel schiften tussen wat een normale ontwikkeling is en wat afwijkend is. Dingen die je eenvoudig kunt oplossen, moet je eenvoudig oplossen. Zo spelen we capaciteit vrij om de wachttijden voor complexe problemen terug te brengen.”
Meteen beginnen
Het succes van jeugdpraktijkondersteuners kent volgens Wetterauw verschillende mogelijke verklaringen. „Het gaat ook over verwachtingen: mensen zijn gewend bij de huisarts maar 10 minuten te hebben en zijn blij met ieder uur dat ze krijgen”, stelt hij. „Bij de huisarts is ook geen wachttijd: als je bij de specialistische jeugdhulp eindelijk aan de beurt bent, dan hebben mensen al veel meer vragen en hebben ze het gevoel dat ze alles moeten vertellen omdat alles nu echt goed geregeld moet worden, want anders moeten ze weer maanden op de wachtlijst.”
De specialistische jeugdhulp doet eerst onderzoek, schrijft een verslag, stelt een behandelplan op en begint dan met de behandeling. Dat hoeft bij de huisarts niet. „Veel vragen zijn nog best vers. Dan is die aanpak niet nodig. Als je dan direct kunt beginnen, blijkt het probleem vaak best klein.”
Bijkomend voordeel: de snelle interventie is goedkoper. Waar je met vier gesprekken in de huisartsenpraktijk voor 400 euro klaar bent, beginnen die bedragen in de jeugdhulp meestal pas bij 2500 euro. ,,En voor je het weet heb je een looptijd van meer dan zes maanden, nadat je al vier maanden op de wachtlijst stond.”
Drie tot acht gesprekken
Titia Neef voert gemiddeld per jongere drie tot acht gesprekken. Meestal is haar middag wel volgepland: dan ziet ze vier tot vijf kinderen. Er komt van alles voorbij op haar spreekuur: jongeren met suïcidale gedachten en depressie, opvoedvragen van ouders met jonge pubers, kinderen die last hebben van de scheiding van hun ouders of ouders die autisme of AD(H)D bij hun kind vermoeden.
Ze schat dat ze ongeveer de helft doorverwijst. „Vaak is een paar gesprekken met het kind voldoende. En soms ligt het ook niet alleen aan het kind: dan geef ik tips aan de ouders of leg ik een lijntje met school.”
Zij ziet haar functie als een van de oplossingen tegen de overbelasting van de jeugdzorg en de lange wachtlijsten. „Ik denk dat ik veel kinderen en jongeren met gesprekken heb kunnen ‘tegenhouden’ voor de wachtlijsten.”
Te veel ‘stoornisdenken’?
Het roept de vraag op of er voorheen niet te veel sprake was van ‘stoornisdenken’. Volgens Neef hechten ouders vaak aan een diagnose, omdat ze dan weten wat ze moeten doen. Of omdat hun kind dan extra tijd voor toetsen krijgt, om maar een voorbeeld te noemen.
Dat merkt Vera Dekker ook. Zij is psycholoog bij Molendrift en praktijkondersteuner-jeugd in Bedum. Een diagnose kan behulpzaam zijn, erkent ze. „Maar die zegt niet wat je vervolgens met dat kind moet doen. Er zitten veel nuances in diagnoses en geen enkel kind is hetzelfde.”
Ook Wetterauw erkent de diagnosedruk. Maar, zegt hij, diagnosticeren móést tot 2015 ook. Want zonder diagnose kon je via de zorgverzekeraar niet beginnen met hulp aanbieden. Immers: hoe wist zo’n zorgverzekeraar anders of het geld wel besteed werd aan zorg die echt nodig was? „Het is een goedbedoeld systeem dat de verkeerde kant op groeide.”
Overigens hebben inmiddels lang niet alle gemeenten – die sinds de Jeugdwet verantwoordelijk zijn voor jeugdhulp – nog een diagnoseplicht, en „mag je gewoon doen wat nodig is”, aldus Wetterauw.
„Steeds meer gemeenten zien dat de jeugdpraktijkondersteuner werkt. Via onderzoek laten we zien wat de werkzame elementen zijn. Ik voorspel dat die in hoge mate gelegen blijken te zijn in de ruimte die we vakmensen geven te doen wat volgens hen passend is. Professionals die ergens achterin het zorgsysteem hun ding deden naar voren halen en daar in vrijheid en ongehinderd hun kennis laten toepassen.”
Bron: Mulder, R. (2024, maart 3) Jeugdhulp in de huisartsenpraktijk voor een betere, snellere en goedkopere oplossing. Dagblad van het Noorden. https://dvhn.nl/drenthe/Een-succesje-in-de-jeugdzorg-28925432.html


